René Van der Meulen (1940) begon zijn carrière in de kunst als fotograaf. Zijn experimentele foto’s werden in de jaren zeventig samen met werken van Ed van der Elsken en andere bekendheden opgenomen in collecties van het Stedelijk Museum, het Frans Hals museum en het Prentenkabinet in Leiden.
In een recent geschreven geschiedenis van de fotografie las de fotograaf kort geleden tot zijn verbazing dat hij overleden was verklaard. Er stond een kruisje achter zijn naam en eigenlijk kon hij er wel- als iemand die ‘heilig’ gelooft in verschijningen of een volgend leven – om lachen. Zijn grootste wens was al lang om met fotografie te stoppen en zich voorgoed aan het schilderen te wijden. Het moment is nabij maar toch zal er altijd iets van de fotograaf die zo vanzelfsprekend in René van der Meulen huist zichtbaar blijven in zijn schilderijen.
Als professioneel fotograaf wordt de kunstenaar dagelijks met zijn neus op de realiteit – het haarscherpe fotografische beeld – gedrukt. Toch blijven er dramatische en emotionele gebeurtenissen over die niet met het oog van de camera te pakken zijn. In zijn schilderijen kan hij dergelijke ervaringen op zijn eigen wijze verbeelden. De kunstenaar laat zich inspireren door emoties die gebeurtenissen bij hem oproepen, en maakt gebruik van de beelden die hij dagelijks vanwege zijn professie als fotograaf bewust opneemt, zoals de schoonheid van een lijnenspel op een muur, de spookachtige sfeer in een mistig vissersstadje of de vreemde vorm van een regenplas waarin zand is gewaaid.
Terwijl hij zich overgeeft aan het doek en worstelt met zijn materiaal, ontstaan de composities min of meer intuïtief; Van der Meulen wordt heen en weer geslingerd tussen figuratief en non-figuratief. Zijn de (mens)figuren in zijn werk al herkenbaar, dan zijn ze toch verwrongen en verdraaid en worden ze gevormd door een heftige explosie van kleurvlakken, structuren en grillige lijnen. De expressie en het gebruik van indringende en felle kleuren hebben overeenkomsten met de stroming Cobra waarmee Van der Meulen zich verwant voelt en waarvan Karel Appel en Corneille belangrijke vertegenwoordigers zijn. Van der Meulen maakt gebruik van acryl, olieverf, gouaches en verwerkt ook andere materialen in zijn werken, zoals fotomateriaal (collages). De schilder werkt vaak ’s avonds en ’s nachts (als in een donkere kamer) waardoor zijn composities, waarin hij zijn fantasieën en emoties vastlegt, ontstaan op de drempel van waan en werkelijkheid..